top of page

St. Lucia kapelletje

28-08-1948 verscheen in De Echo van Horst onderstaand artikel van de hand van H. ter Voert over de St. Lucia kapel op de hoek Meterikseweg/Afhangweg/St. Jansstraat.


Uit de geschiedenis van Horst Bloedloop


Aan de weg van Horst naar de Meterik staat aan de linkerkant een kapelletje. Het dateert uit 1782 en dankt zijn ontstaan aan een toenmaals zeer gevreesde ziekte de bloedloop of dysenterie, een besmettelijke darmontsteking met bloedontlasting, waardoor tal van mensen ten grave werden gesleept. Het kapelletje is toegewijd aan de Moeder van Smarten, aan de H. Lucia en aan St. Rochus. Van de H. Lucia weten we, dat zij in haar jeugd door het gebed de wonderbare genezing van haar moeder verkreeg. Zij werd vereerd als patrones tegen de bloedloop. Haar feestdag is 13 December. Dat zij hier een zeer beminde heilige was, blijkt uit de vele fundaties, welke verbonden waren aan het St. Lucia-altaar in de Horster kerk.

Sint Rochus was de patroon tegen de pestziekte. Naar een feestdag van hem hebben we in het Missaal vergeefs gezocht. (16 augustus red.)                                           


Onder pest werden vaak ook verstaan allerlei geheimzinnige ziekten, die men niet thuis kon brengen.  De grote pestepidemieën behoorden in de tijd dat het kapelletje gebouwd werd reeds tot het verleden, maar de bloedloop kwam nog dikwijls voor. Ernstige bloedloopepidemieën heersten te Horst o.a.in de jaren 1747, 1781, 1794, 1795, 1811, telkens in de Herfst. Wanneer zich in onze dagen een geval van een besmettelijke ziekte voordoet, plegen we ons daar niet erg bezorgd over te maken. We vertrouwen volkomen op de doctoren en op de overheid en hebben zo ongeveer voor de volle honderd procent zekerheid, dat hun maatregelen niet zullen falen. Maar vroeger was dat geheel anders. Als toen een epidemie uitbrak, werden de mensen  bevangen door een beklemmende angst, omdat ze wisten dat de heren medici niet over de juiste middelen beschikten om de ziekte in haar voortgang te stuiten. De besturen der omliggende gemeenten sloten onmiddellijk de grenzen. Alle verkeer met de besmette plaats werd ten strengste verboden. Vluchtelingen werden niet toegelaten, familiebezoek was niet mogelijk, de handel was gestremd: het  dorp waar “de ziekte” heerste werd geheel geïsoleerd. Toch gebeurde het herhaaldelijk dat de ziekte oversloeg en een gehele streek aantastte.

We hebben getracht iets te weten te komen over de medische verzorging in Horst ten tijde van de grote bloedloopepidemieën. De gegevens zijn schaars, maar we vonden toch iets.Horst heeft het voorrecht gehad, in die tijd een geneesheer te bezitten, die aldaar in zijn ambt is vergrijsd. Dat was Johan Morren, chirurgus. De naam is vermoedelijk een verbastering van de naam Mooren. Hij vocht tegen de bloedloop van 1747 en 1781 en was nog jaren daarna op zijn post. Hij woonde in Berckel (Horst-Dorp), waar hij tevens een jenevertapperij jenevertapperij had. Blijkbaar verschafte het doktersambt hem geen voldoende inkomsten. Voor een visite in Horst-Dorp rekende hij 5 stuiver Cleefs, soms zelfs maar 2,5 stuiver. Voor een bezoek in de verder afgelegen herdschappen der gemeente het dubbele hiervan en voor aderlaten 5 stuiver. Hoewel de mensen vroeger niet gauw naar de dokter gingen, liepen ze tijdens een bloedepidemie de deur plat. Soms had hij het zo druk,  dat hij het onmogelijk alleen af kon. Dan zorgde het gemeentebestuur er voor dat er tijdelijke hulp bij kwam. In 1781 bijv. werd hij bijgestaan door een vreemde chirurg C. J. Krucken, die hiervoor een accoord had gesloten met de gemeente. Vermoedelijk was dat een specialist, althans hij calligrapheerde gepeperde rekeningen. De gemeente zorgde er verder voor, dat er medicijnen kwamen en betaalde de doktersrekeningen voor de onvermogende. We kunnen niet aan de indruk ontkomen dat ook in die tijd tegen de besmettelijke ziekten werkelijk gedaan werd wat mogelijk was. Desondanks stierven de mensen als ratten.

Ten einde raad zocht men zijn toevlucht in de kerk. Nood leert bidden. Er werden processies gehouden, geloften gedaan. Men smeekte God en zijn Heiligen om bijstand.  Wanneer de ziekte eindelijk was uitgewoed, waren de gelederen der inwoners gedund, op het kerkhof zag men verschillende nieuwe graven en in veel huizen heerste rouw. Onder zulke omstandigheden moet, kort na de bloedloop van 1781, het kapelletje aan de weg naar Meterik zijn gebouwd. Was het uit dankbaarheid van een familie, die van de ziekte gespaard bleef? Of was het misschien door een gelofte? Wie zal het zeggen?


Jaren geleden verschenen in De Echo van Horst zeer regelmatig artikelen van de hand van H. Ter Voert. Vandaag leest u deel 2 van het artikel over de St. Lucia kapel op de hoek Meterikseweg/Afhangweg/St.Jansstraat.                                                                                                                              

Uit de geschiedenis van Horst Bloedloop


Op het kapelletje staat een windvaantje met het jaartal 1782.

Hetzelfde jaartal is verborgen in het gedichtje buiten op de voorgevel.

JesU  Maria Door Uwen angst

en benauUwtheid groot

VerLeent ons bLijdsChap

In onsen Laatsten noot.

 

Dit z.g. jaardicht, dat we even willen verklaren. Sommige letters stellen Romeinse cijfers voor, die,   die, als ze worden opgeteld, een jaartal vormen.  

J = I = 1                      U = V = 5                    W = twee V’s aan elkaar, dus 10

De overige Romeinse cijfers zijn algemeen bekend. Aldus vinden we:   

voor de eerste regel                           1 + 5 + 1000 + 500 + 5 + 10 = 1521

voor de tweede regel                         5

voor de derde regel                            5 + 50 + 50 + 100  =           205

voor de vierde regel                            1 + 50  =                                51

Samen  1782

 

Links van het jaardicht lezen we :

H. Lucya Patrones voor den bloetloop

B.V.O.

rechts:

H. Rochus Patroon voor besmettelijke ziekte

B.V.O.

De drie teksten zijn in overeenstemming met de beelden in het kapelletje: in het midden een Piëta, links het beeld van de H. Lucia, en rechts dat van St. Rochus. 

In ‘De Maasgouw’ jaargang 1906 is reeds de aandacht op dit kapelletje gevestigd door de toenmalige Meerlose pastoor M.J. Janssen. Vreemd is het dat men niet alleen in het jaardicht, doch ook in het windvaantje het jaartal 1783 vond. De teksten waren toen als onderschrift der beelden aangebracht en luidden:

JesU MarIa Door Uwen an…            1522

gst en benoUtheyt groot…                     5

VerLeent ons bLytsChap…                205

In onsen Lesten noot.…                      51

Opgeteld is dat                                 1783

 

H. Lucya patrones voor den bloetloop .Bidt voor ons

 

H. Rochus patroon voor de besmettelijke pest. Bidt voor ons                                                                                                                            

 

Met het verminderen van de pest en bloedloopepidemieën  hebben de H. Rochus en de H. Lucia veel van hun populariteit verloren. Laten we echter dit eenvoudige kapelletje in eren houden. Het is een stille getuigen van onnoemelijk veel leed, dat de besmettelijke ziekten in Horst hebben gebracht en wie weet hoeveel Horsternaren daar in bange tijden de voorspraak van de heiligen hebben in geroepen.

                                                                                                             H. ter Voert.

 

 

Bovenstaand artikel van H. ter Voert over de St. Lucia kapel  is gepubliceerd in de Echo van Horst van 28-08-1948. H. ter Voert was van 1935 tot 1970 hoofd van de lagere school in Griendtsveen. Hieronder aanvullende informatie over de kapel die Heemkunde Meterik heeft verzameld.

Het St. Lucia kapelletje op de splitsing Meterikseweg/Afhangweg is in het jaar 1872 gebouwd door de familie Droesen voor de zieke mens. De grond waarop ‘het kapelke’ gebouwd werd was eigendom van de familie Droesen. De familie Droesen, ook wel Kampers genoemd, woonde in een boerderij aan de Meterikseweg  waar nu nr. 155 is. De verzorging en het onderhoud van de kapel werden door de familie Droesen uitgevoerd door verschillende generaties van deze familie.

Na de tweede wereldoorlog en waarschijnlijk ook al daarvoor zorgde Elisabeth Droesen – Vissers dat ‘het kapelke’ er altijd keurig uitzag. Elisabeth en haar echtgenoot Leonard Droesen, in de dagelijkse omgang Seuren Bet en Lei genoemd, woonden op de Meterikseweg 60 (nu Sint Jansstraat 45). Er woonde ook een ongehuwde zus van Lei bij hen in huis, dit was Marieke Droesen. Het echtpaar had geen kinderen, en toen echtgenoot Lei een hersenbloeding kreeg en hulpbehoevend was geworden, moest er gezien de leeftijd van de dames hulp komen, want de dames konden de zorg voor Lei fysiek niet aan. Burenhulp was in die tijd vanzelfsprekend en zodoende werd de hulp ingeroepen van de overbuurjongen Han Alards; hij hielp iedere avond mee Lei naar bed te brengen en iedere morgen hielp hij met het opstaan. Han zorgde voor Lei tot aan zijn overlijden. Na Lei is ook zijn zus Marieke overleden en bleef Bet alleen achter en omdat ook voor Bet de jaren gingen tellen besloot ze om haar huis aan Han te verkopen onder voorwaarde dat zij haar verdere leven het vruchtverbruik hier van zou hebben; ze bleef hier wonen.                                                                               

18 september 1945 trouwde Han met Gon Baltussen en samen gingen ze bij Bet inwonen. Gon nam de taak van Bet over om iedere week ‘het kapelke’ te poetsen omdat Bet slecht ter been was. Iedere zaterdagmiddag, als al het andere werk klaar was, ging Gon trouw richting ‘kapelke’, voorzien van een handveger, een emmer sop en een dweil.                                                                               

Als eerste werd de houten knielbank buiten gezet, dan werd het tralievenster open gemaakt, het offerblok geopend en eventueel offergeld eruit gehaald. De spinnen werden verjaagd, de vloer geveegd, de plavuizen gedweild, het tralievenster gesloten, de bank weer binnen gezet en schoon was het kapelke; het kon er weer een week tegen.                                                                                                                            

Soms was dit maar van korte duur want het kapelletje lag aan de route waar jeugd op zondagavond langs fietste na een uitgaansavond in Horst op weg naar huis. Meermaals is het voor gekomen dat de kapel gebruikt werd als openbaar toilet en het was ook een geliefde plek voor verliefde paartjes. Een keer is het gebeurd dat het offerblok helemaal volgestopt was met allemaal kleine kiezelsteentjes die nog langs het asfalt lagen na het opnieuw asfalteren van de Afhangweg. Toen moest er mannenkracht aan te pas komen om het offerblok weer vrij te maken. Het offerblok had een gleuf in de muur, deze koker was in de muur ingemetseld en kwam beneden uit in een nis met een deurtje dat afgesloten kon worden. Dus was het een tijdrovende klus om hier alle kiezelsteentjes uit te peuteren; met een lang stuk metalen bonendraad is het uiteindelijk gelukt. Het offerblok bevindt zich achter het tralievenster, de beelden van de heiligen staan achter een glasraam, als bescherming tegen weersinvloeden.

Na verloop van tijd is de zorg voor ‘het kapelke’ overgenomen door mevr. Coba Droesen – Kusters, echtgenote van Jeu Droesen, een nazaat van de bouwers van het kapelletje.


In mei 2001 werd de feestbundel ‘500 jaar op de Schuttersweide’, onder redactie van B.J.G.C. Fasol,   uitgegeven ter gelegenheid van de 500-jarige traditie van Broederschappen (gilde en schut) en Jaarmarkten. Ingrid van der Sterren schreef daarin deze schuingedrukte tekst


Vijftig jaar in vertrouwde handen


Interview met mevrouw Droesen - Kusters


Juist ten westen van de Maria Hof, waar de afhang bij de Meterikseweg en de St. Jansstraat uitkomt, ligt een uiterst klein driehoekig pleintje met daarop een kapelletje toegewijd aan St. Lucia. De kapel werd in 1782 gebouwd door de familie Droesen en omgeven met een drietal lindebomen. Nu, ruim 200 jaar later, is de kapel nog steeds met deze familie verbonden. De 89-jarige mevrouw Droesen-Kusters verzorgt al meer dan 50 jaar met grote genegenheid de St. Luciakapel.

Volgens mevrouw Droesen bouwde overgrootvader Droesen de St. Luciakapel op eigen grond. Het gebeurde na de epidemie van 1781, toen veel mensen in Horst leden aan dysenterie en builenpest. Het waren ernstige ziekten met groot besmettingsgevaar, die de Horstenaren begrijpelijk grote angst aanjoegen. Op de Afhang werden verschillende inwoners erdoor getroffen. Er overleed zelfs een heel gezin.

Op een dag genas een jongen uit de buurt op wonderbaarlijke wijze, nadat hij om genezing had gebeden tot de Heilige Lucia, voor wie in de Horster parochie grote verering bestond. De buurtbewoners waren diep bewogen en hielpen met de bouw van de kapel. Sinds die dagen bidden in de St’Luciakapel nog steeds mensen om genezing en branden een kaarsje Lucia ter ere.

Mevrouw Droesen komt er een aantal malen per week. Ze onderhoudt de kapel van binnen en ook rondom. En ze weet St. Lucia steeds te vinden als er iemand in haar familie of buurt ziek is.

 

Na de dood van Coba is het beheer van de kapel overgedragen aan de Stichting Kruisen en Kapellen.

Op 13 december, de naamdag van de Heilige Lucia werden er in het verleden kaarsen aangestoken en kwam de hele buurt van de Middelijk (gedeelte Meterikseweg/Afhangweg) ‘s avonds naar ‘het kapelke’ om hier een aantal avonden de rozenkrans te bidden. Waarschijnlijk 9 dagen lang, want dat is een noveen. De kaarsen werden gekocht van het offergeld, maar het kwam ook geregeld voor dat er kaarsen werden neergelegd om aan te steken.

Het ijzeren hek dat nu de toegang afsluit is later geplaatst, vroeger kon iedereen gewoon het kapelletje binnen gaan om te bidden.

Bij het kapelletje stonden 3 lindebomen, nu staan er nog 2. In vroeger tijden werden lindebomen en eikenbomen beschouwd als heilige bomen. Lindebomen bij een kapel werden vaak geplant als dank voor een genezing of verkregen gunsten maar ook om de lokale gemeenschap te behoeden voor onheil.

 

Op de foto de oude sleutel van het tralievenster en het blikje waar de sleutel al heel veel jaren in wordt bewaard!

 

Zoals op de foto bij dit artikel te zien is (vorige pagina) heeft het ‘kapelke’ er niet altijd zo fraai uitgezien als tegenwoordig.  Naar verluidt was de kapel eind jaren 50, begin jaren 60 van de vorige eeuw aan het vervallen en dat was enkele Meterikse inwoners een doorn in het oog. Het leien dak was slecht en het voegwerk was er op verschillende plaatsen uit gevallen. Dat bracht aannemer Piet Hermans uit Meterik op het idee om het ‘kapelke’ van een stuclaag te voorzien zodat het gebouwtje niet helemaal verder zou vervallen. Piet kende een goede stukadoor uit Tegelen die deze klus zou kunnen uitvoeren en zo gezegd zo gedaan.

De toezichthouder van de gemeente Horst vond echter dat het kapelletje er na de stucbeurt verschrikkelijk uitzag en eiste dat het weer in de oude staat werd terug gebracht, en dat is toen ook gebeurd.

In 1971 is de kapel, die in de loop der tijd opnieuw een beetje in verval was geraakt, door leerlingen van de L.T.S. in Horst gerestaureerd; ze voerden het werk uit onder leiding van leraar H. Peeters. Bij deze restauratie werd het dak van de kapel geheel vernieuwd.

Enkele jaren verzorgde buurtbewoner Piet Colbers het kapelletje. Met ingang van 23 juli 2024 is de sleutel overgedragen aan buurtbewoner Hans Cuppen die de zorg voor het kapelletje op zich gaat nemen.

 

Wist u dat Schutterij St. Lucia uit Horst nauwe banden heeft met de St. Lucia kapel en dat het ontstaan van Schutterij St. Lucia voor een deel tot stand is gekomen door toedoen van Agnes en Geertruid van Crommentuyn die in 1479 een altaar stichtten in de kerk van Horst dat werd toegewijd aan de H. Lucia.

 

 In de Lambertuskerk bevindt zich een mooi beeld van de H. Lucia dat wordt toegeschreven aan de Meester van Coudewater, ca. 1480. (foto rechts)

 


75 weergaven0 opmerkingen

Comentarios


  • Facebook
  • Youtube
bottom of page